5 X Indianen Wijsheden
Luther Standing Bear was een Oglala Lakota Sioux Opperhoofd die, net als een paar andere indianen zoals Charles Eastman, Black Elk en Gertrude Bonnin, de Grote Vlaktes van Amerika bewoonde ten tijde van de komst van de Europese pioniers. Tot zijn elfde werd Luther opgevoed met de tradities van zijn volk; daarna ging hij naar de Carlisle Indian Industrial Boarding School of Pennsylvania, waar hij Engels en de Engelse manier van leven leerde kennen.
De Indiaanse levenswijze en levenswijsheid zat echter diep in hem gebakken waardoor hij de twee culturen op een bijzondere manier kon verenigen. Zijn gang door de wereld van de ‘bleekneus’ was niet zonder ‘succes’. Hij speelde in meerdere Hollywood films en schreef vier boeken waarin het behoud van de Indiaanse manier van leven en de Indiaanse nalatenschap centraal stond. Hier zijn vijf ‘leefregels’ van dit grote Sioux opperhoofd Standing Bear die onze eigen ‘moderne’ cultuur in een ander daglicht stelt:
1. Lofbetuigingen, vleierij en overdreven beleefde manieren maakten geen deel uit van de Lakota manier van met elkaar omgaan. Dit soort manieren ging door als onoprecht en mensen die constant praatten werden grof en onnadenkend gevonden. Gesprekken werden nooit zonder reden of even vlug tussendoor begonnen.
2. Kinderen werd geleerd dat ware beleefdheid tot uitdrukking werd gebracht in daden en niet zozeer in woorden. Ze mochten niet tussen het vuur en een oudere persoon of gast doorlopen, praten terwijl anderen praatten of grapjes maken over gehandicapte of misvormde mensen. Als een kind dat wel deed, werd hij of zij direct – op zachte toon – terecht gewezen door een ouder.
3. De stilte was betekenisvol bij de Lakota en mensen die stiltes lieten vallen voordat ze antwoord op iets gaven wijs. Contemplatie komt voor spraak. Vooral in tijden van verdriet, ziekte, dood of ander ongeluk was de stilte bij de Lakota een grote geste van respect. Dit gegeven werd door de ‘bleekneuzen’ aangezien als stoïcijns en Standing Bear werd vaak versleten voor dom, stom, ongevoelig of onverschillig.
4. De natuur was voor de Lakota niet ‘wild’. De open vlaktes, rollende heuvels, kronkelende stroompjes en uitgestrekte bossen werden niet bewoond door ‘wilde’ dieren of ‘wilde’ inboorlingen. Voor de Lakota was het land tam. De aarde gaf hen alles wat men nodig had en men voelde zich ermee verbonden en bevoorrecht om te mogen plukken van het Grote Mysterie.
5. Men voelde verwantschap met alle schepsels van de aarde, de lucht en het water. In het dier en de vogels vonden de Lakota hun broeders en zusters en ze voelden zich veilig in hun nabijheid. Sommige Lakota’s voelden zich zelfs zo verwant aan hun gevederde en behaarde vrienden dat ze hun ‘taal’ spraken. Men liep graag op blote voeten om de aarde te voelen, men lag graag op de grond en de kinderen werden zo dicht mogelijk bij de zachte invloed van de natuur opgevoed. De Lakota had nooit kritiek op het weer, de storm, de bijtende vorst , de regen en de sneeuw. Zeuren over het weer werd futiel gevonden. Je paste je aan, zonder te klagen.
Mooie opsomming, deze opvattingen zouden we veel meer kunnen gebruiken… Dank!
Eensch!!