Sparringpartner
Zodra mijn kruin in het ochtendlicht boven de eerste duintop van het Egmondse duingebied uit komt, slaat hij me onbarmhartig om de oren. Ik deins even terug voor zijn kracht die de zandkorrels in mijn ogen en langs mijn wangen jaagt. Terwijl ik me schrap zet, roept mijn hoofd al dat ik moet opgeven. ‘Hij is te nadrukkelijk aanwezig vandaag, het is niet lekker hier, het is te moeilijk’. Een zachter stemmetje fluistert: ‘Vooruit, je kunt het wel’.
Ik zet de draf erin. Met een hand bescherm ik mijn ogen waardoor ik het pad bijna niet meer zie, alleen wat vlak voor mijn voeten is, neem ik nog waar door half toeknepen spleetjes. Steeds als ik even opkijk, zie ik het zand overal in golvende banen over de duinen stuiven. Echt hard tegendruk geven met mijn lijf en benen blijkt niet handig, de vlagen komen onregelmatig: dan weer zachter, dan weer keihard. Het maakt de roffels van mijn gympies onzeker, onregelmatig. Hardlopen kent ook handicaps.
Het is stil in de duinen, zelfs de paarden en koeien hebben beschutting in de luwte gezocht. Sommige duinen beschermen me tegen de hardste vlagen en als ik opkijk zie ik de wolken boven me ‘Pak-me-dan-als-je-kan’ spelen. Ook de zon laat haar stralen even op me neerdalen, ter bemoediging. Bovenaan de steile slag, slaat hij de lucht meteen voor mijn neus weg. Even snakkend naar adem wend ik mijn hoofd af en sluit mijn ogen tegen de zandstralen. Leunend tegen zijn kracht stap ik als een blinde verder, het mulle zand van de hoge duin af naar het strand.
De zee heeft het strand voor een groot deel opgeeist en buldert me toe. Ze heeft de kleur van mijn ogen aangenomen en daagt me uit: ‘Ben jij net zo wild als ik?’ Ik laat me niet afschrikken en ren noordwaarts zodat alleen de zijkant van mijn lichaam geteisterd wordt. Telkens schopt hij mijn linkerbeen tegen mijn rechter en ik moet moeite doen om niet te struikelen. Ik concentreer me op het ontwijken van de vele aangespoelde krabben en grote dotten zeewier. Door de zilte lucht waait een enkel veertje en een grote stronk hout blokkeert mijn weg. Ik wijk niet uit maar spring. Bij het neerkomen zuigt het zand me bijna vast, alsof het me maant: Langzaam, langzaam’.
Schuim vliegt in vlokken over het strand en ik maak er een spelletje van om er zoveel mogelijk onder mijn gympies te pletten. Net als mijn haar wapperen de mildblonde kruinen van de duinen landinwaarts. God heeft een gigantische fohn aangezet vandaag. Boven me laten groepjes meeuwen zich drijven op de storm. Ook zij moeten hun best doen om stabiel te blijven.
Zodra ik me naar rechts draai verandert hij subiet van gedachten en hij duwt me de slag weer op, landinwaarts. Mijn vermoeide spieren ontspannen en laten zich gewillig helpen. Nog nooit ben ik zo snel en moeiteloos de duin op gerend, alsof mijn gympies vleugels kregen. Hij slaat zich helemaal rond mijn hoofd, rug, billen en benen heen en leidt me verder richting duinen waar hij me ook met kracht doorheen loodst. Zelfs bij de laatste steile duin blijf ik rennen, moeiteloos, want hij loopt vlak achter me, met me mee.
Bovenaan stop ik, keer me om en laat de kleine, scherpe zandkorrels mijn gezicht nog even stralen. Ze plakken vast op mijn lippen, dringen in mijn neus en terwijl ik mijn ogen weer sluit, geef ik mijn vriend de Westenwind in stilte een highfive: ‘Goede workout vandaag’.
No comments yet.