Verhaal over ware liefde
Lees en krijg kippenvel:
“Ze was al een eind in de negentig toen ik haar ontmoette. Haar leven nagenoeg voorbij, ze was al gewend aan alleen zijn en putte plezier uit de talloze herinneringen die ze had, die als prachtige verhalen in haar lagen opgetast. Haar lichaam vertoonde de sporen van een lang leven. Ze had er de liefde in gekend en die gevierd met haar man met wie ze ruim vijftig jaar deelde, zo vertelde ze, de man van wie ze tot en met haar laatste dag innig hield. ‘Hij en ik, we waren net twee dansende vlinders, samen met hem was ik sterk en gezond. Ik leefde het leven zonder er mijn hand voor om te draaien, omdat hij naast me stond en hij, wanneer ik de moed verloor, me die insprak. We redden ons er samen uit, uit al wat spannend was of ons welzijn bedreigde. Pas toen hij stierf besefte ik dat. Op die dagen ben ik onzeker geworden, ging mijn gesteldheid hand over hand achteruit. Tot ik besloot hem elke dag een brief te schrijven, eenvoudig, alsof hij enkel op reis, maar voor even niet bij me was. Per slot, ze keek olijk, per slot is dat ook zo. Hij is waar ik aankom. Ik moet alleen nog wat opstaan en naar hem op pad’.
En zo, ondanks het ongerief van haar stijgende jaren en het stille karakter en onbeweeglijkheid van haar dagen, genoot ze van het schrijven aan hem, van het op papier te vertellen hoe het leven voor haar was. Ze schreef in de ochtend direct na het opstaan en het kleden, na haar eenvoudig ontbijt nog een tweetal uren, elk detail schreef ze aan hem. Hoe de nacht was geweest waarin ze zonder te slapen zomaar wat had gelegen met haar hoofd op het kussen dat van hem was geweest. Ze schreef over haar verende voetstap van vroeger naast die van hem, van zijn jonge leden, van hoe ze samenvielen, zij met het lijf van haar man, al was het het hare. Ze schreef tot de klok van het elfde uur van het etmaal begon. Dan stond ze op, zette haar koffie, dronk er een kopje, nam haar mantel en stok, liep in haar tuin of in de omliggende straten een half uurtje rond.
Ze vertelde me hoe hun huwelijk begon. Dat ze nooit iets gelezen, geleerd of gehoord hadden tevoren hoe hun lichamen wijzer geweest waren dan zijzelf. Ze wisten direct dat ze graag met elkaar wilden leven, maar ontdekten pas in hun huwelijk dat ze elkaar pasten als een steel bij een bloem. Haar ogen, haar voeten, haar handen, haar huid, haar haren, alles straalde aan haar en aan hem. Alsof iedere cel van hun wezen en lichaam vertelde, hier is de mens waarvoor ik geboren ben.
Ze was al een eind in de negentig toen ik haar voor het eerst ontmoette. Het licht van haar leven doofde langzamer uit dan dat van hem. Ze was al gewend aan alleen, tenminste dat was wat ik in mijn onwetendheid dacht. ‘Sinds hij er niet meer is, weet ik hoe sterk liefde is. Mijn lichaam treurde en wist zich geen raad, daarom heb ik de gewoonte hem te schrijven opgevat en is het opgeveerd. Sinds ik schrijf, dag aan dag, is het alsof hij weer in mijn geest en mijn huid gehuisvest is, alsof dit schrijven hem de kans biedt hier bij me te zijn, alsof hij weer met mijn samengevallen is, er de liefde en diens wijsheid zich weer tussen ons verdelen kan.’
Niet veel later stierf ze, op een zonnige ochtend vroeg in haar slaap. Het was goed geweest. Ik vond naast haar bed en in haar kasten honderden mapjes, elk gevuld met dichtbeschreven brieven, een handschrift zo mooi, alsof iedere letter als in zilver werd gegraveerd. Eerst nadat ik hen een voor een las, de jaartallen zag, begreep ik dat haar man twee jaar na hun huwelijk door de Duitsers was omgebracht. Zij had meer dan vijftig jaar geschreven en uit die liefde die tussen hen was geleefd. Haar lichaam was sterk, wijs en trots veerkrachtig gebleven omdat zij niet in alleen zijn en in grauwheid vervallen maar bij wat er tussen hen leefde dicht in de buurt gebleven was.
(Bron: Prana ‘De wijsheid van het lichaam’)
No comments yet.