Vier vragen die je problemen wegvagen
Toen Byron Katies boek ‘Vier vragen die je leven veranderen’ in 2002 uitkwam – en ik haar ‘Work’ in de praktijk bracht – begon ik totaal anders tegen het leven aan te kijken. Ik had minder stress, want ik maakte me minder druk om al die hersenspinsels in mijn hoofd. Hier een artikel dat ik er destijds voor Cosmopolitan over schreef. De Basics van The Work.
***
Voordat ik Byron Katie’s vier magische vragen leerde kennen, zag mijn leven, mijn gevoelsleven om precies te zijn, er heel anders uit. Ik rolde van de ene emotie in de andere, en vaak waren het niet de meest gezellige gevoelens die ik voelde. Riep mijn hoofdredacteur me naar haar kamer, dan dacht ik: ‘Ze gaat me vast ontslaan, of op z’n minst: ‘Ik heb iets niet goed gedaan’. Dan voelde ik me zenuwachtig en onzeker.
Kwam mijn vriend laat thuis van een avond stappen, dan dacht ik: ‘Zeker met die mooie brunette van vorige week staan flirten’. Waarop ik boos werd en me urenlang lag op te vreten terwijl hij heel vredig naast me lag te slapen. Belde mijn beste vriendin een afspraak af, dan was het al gauw: ‘Zou mijn opmerking over haar nieuwe rokje soms verkeerd zijn gevallen’? Of: ‘Ze vindt Karin vast gezelliger dan mij.’ Vervolgens voelde ik me verdrietig en onrustig.
Doodmoe werd ik ervan. Van mijn eigen gedachten dus eigenlijk. Want heb je ook wel eens gemerkt dat aan rotgevoelens altijd negatieve hersenspinsels vooraf gaan? Het is dus niet de gebeurtenis op zich, maar de lading die je geeft aan je gedachten waardoor je je boos, geïrriteerd, verdrietig, angstig of bezorgd gaat voelen. Mijn hoofdredacteur had me tenslotte net zo goed bij zich kunnen roepen om me een compliment te geven. Mijn vriend kwam zo laat thuis omdat hij niet zo snel een taxi kon krijgen. En mijn vriendin had die dag een sollicitatiegesprek, daarom kon ze niet met me afspreken.
Maar omdat je denkt wat je denkt, komt je lichaam onnodig in een soort crisis-sfeer – vecht of vlucht – terecht. Gevolg is dan dat je reageert op het rotgevoel en dat je het afreageert op je omgeving. Wat dan nog meer stress oproept, de cirkel is rond.
Nu is het natuurlijk is het niet zo dat je alles maar goed moet vinden, je overal bij neer moet leggen en nooit tegengas moet geven als er iets gebeurt wat je niet zint. Het is prima om op een rustige manier opheldering te vragen als je iets wat een ander doet of zegt niet begrijpt. En het is ook helemaal oké om duidelijk je mening te zeggen en uit te komen voor wat je wilt en voelt. Het is ook niet zo dat je maar gewoon moet ophouden met denken. Want gedachten verschijnen gewoon en niet denken is onmogelijk, een mens schijnt er zelfs 60.000 op een dag te hebben. Een gedachte op zichzelf is ook onschadelijk, tenzij je je gedachten, en eigenlijk jezelf, te serieus neemt. Dat je van iets overtuigd bent, komt door:
*Opvoeding, (meisjes moeten zoet zijn),
*Door wat in de maatschappij algemeen geaccepteerd wordt als de waarheid (mensen mogen niet vreemd gaan),
*Hetgeen jouw vrienden of mensen van wie je houdt geloven (mensen moeten niet liegen).
*Je geloof, (seks voor het huwelijk mag niet)
Er is ook niets mis met achter je eigen overtuigingen staan. Maar zodra je ‘last’ krijgt van je eigen gedachten en overtuigingen, kun je ervan uit gaan dat je er te fanatiek mee bezig bent. Voor je eigen gemoedsrust is het dus ook fijn om situaties te zien voor wat ze zijn en niet teveel aandacht besteed aan de lading die jij ze geeft. Het komt erop neer dat je leert om niet meer als een soort dolgedraaide female versie van Don Quichote tegen onschuldige windmolens te vechten. Dat geeft een hoop rust in je hoofd én als bijkomend voordeel: een goed humeur.
Maar hoe zorg je ervoor dat je niet verstrikt raakt in je zelf-bedachte stress-momenten? Hoe voorkom je dat je je eigen onzin-‘persberichten’ gaat geloven? Hoe zorg je ervoor dat je je eigen gedachten niet aldoor zo bloedserieus neemt? Byron Katie schreef een internationale bestseller die mijn ogen op een zeer aangename manier opende.
Deze Amerikaanse vrouw, die door haar ‘fans’ liefkozend Katie wordt genoemd, was jarenlang depressief. Toen ze op een ochtend op de badkamervloer in haar eigen ellende lag te verdrinken, had ze een ‘ontwaakmoment’. In de jaren daarna ontwikkelde ze vier simpele vragen die je jezelf bij elke nare gedachtekronkel kunt stellen en die al je twijfels, angsten en rotgevoelens wegnemen. In haar boek Vier vragen die je leven veranderen stelt zij: “De manier om een einde aan je eigen stress te maken, is om je gedachten aan een onderzoek te onderwerpen. En dat kan iedereen zelf doen, met een velletje papier en een pen.” Dat onderzoek noemt Byron Katie: The Work.
Voordat je aan de vier vragen begint, schrijf je allereerst je oordelen op over een situatie uit je leven. Dus stel, je vriend kwam je veel laat ophalen zodat jullie moesten haasten om op tijd in de bioscoop te zijn. Je trekt de conclusie: hij komt te laat omdat hij niet naar me luistert. En je bent nu boos op hem.
Schrijf op wat je nu over je vriend denkt. Bijvoorbeeld: Simon vind mij niet belangrijk. Hij houdt niet van me. Hij waardeert me niet. Hij zou vaker aan me moeten denken.
Wees zo specifiek mogelijk, heel kritisch, scherp, kinderachtig en pietluttig. Probeer niet wijs of aardig te zijn. Zeg gewoon eerlijk en ongenuanceerd tegen je papier wat je denkt en voelt. Wijs maar eens lekker met je beschuldigende vinger naar je vriend die je heeft gekwetst en teleurgesteld. Je zult zinnen opschrijven die beginnen met: ik wil, ik moet, hij moet, zij moeten, hij mag niet, ik zal nooit, hij doet altijd… Dat is goed.
Voel je overigens vooral niet schuldig om te oordelen. Waarschijnlijk is je geleerd om dat niet te doen, maar bedenk dat het vrijwel onmogelijk is. Iedereen oordeelt in gedachten (of hardop) constant over alles en iedereen. Op jouw eigen oordeel-papier is het helemaal legaal. Je oordelen zijn je ‘lesmateriaal’ voor de vier vragen die volgen.
Kun je zo snel niet bedenken wat je precies boos, verdrietig, teleurgesteld of bezorgd maakt? Loop deze hulpvragen dan eens door: *Wat is het aan hem/haar/hen dat je niet bevalt? *Wat wil je dat er aan hem/haar/hen verandert? *Wat moet de ander volgens jou wel of niet doen, denken of voelen? *Wat moeten zij/hij voor jou doen om het je naar de zin te maken? *Wat wil je nooit meer meemaken met die persoon, dat ding of die situatie?
Heb je dit allemaal op papier staan, dan volgt Byron Katie’s onderzoek. Neem een oordeel, bijvoorbeeld: ‘Simon luistert niet naar me’. En beantwoord deze vier magische vragen:
Vraag 1. Is het waar?
Vraag 2. Kun je absoluut zeker weten dat het waar is?
Vraag 3. Hoe reageer je als je die gedachte hebt?
Vraag 4. Wie (of hoe) zou je zijn zonder die gedachte?
Is het waar dat Simon niet naar je luistert? Je eerste reactie is waarschijnlijk: ja, het is waar. Hij luistert niet naar me, want hij komt te laat. Dat is het bewijs.
Kun je absoluut zeker weten dat hij niet naar je luistert? Is hij ook wel eens wel op tijd? Kun je er ooit zeker van zijn dat iemand wel of niet naar je luistert? Gebeurt het wel eens dat jij naar iemand luistert, maar dat het net lijkt alsof je dat niet doet?
Waarschijnlijk is je antwoord op deze vraag dus: nee, ik kan niet absoluut zeker weten dat Simon niet naar me luistert.
Hoe reageer je als je denkt dat Simon niet naar je luistert? Hoe gedraag je je naar hem toe? Wat voel je? Hoe behandel je hem?
Bijvoorbeeld: Ik ‘straf’ hem door geen aandacht aan hem te besteden. Als hij iets zegt of vraagt praat ik hard en snel en word cynisch en gemeen. Ik voel me gekwetst. Ik ga mokken. Ik heb een rotavond. Ik wil niet met hem vrijen.
Wie (of hoe) zou je zijn zonder de gedachte dat Simon niet naar je luistert? Stel je voor dat je de gedachte: ‘Simon luistert niet naar me’ niet zou kunnen denken. Als dat gewoon nooit in je hoofd zou opkomen. Hoe zou je je dan gedragen?
Jou antwoord kan zijn: we zouden evengoed naar de film gaan. Misschien missen we het eerste gedeelte, maar we hebben het gezellig samen. Ik zou me relaxt voelen. We zouden na de film naar huis gaan, lekker samen vrijen en lachen.
Dan vraag je je af: kun je een reden bedenken om de gedachte ‘Simon luistert niet naar me’ los te laten? Je hoéft de gedachte niet los te laten, maar kun je een goede reden bedenken om dat wel te doen?
En je antwoord is dan waarschijnlijk: ja, ik kan een goede reden bedenken om die gedachte los te laten. Namelijk: ik zou me gelukkiger voelen.
Heb je voor jouw gevoel geen goede reden om je gedachte los te laten, dan helpt deze vraag: Kun je een stress-vrije reden bedenken om vast te houden aan de gedachte dat Simon niet naar je luistert? Waarschijnlijk kom je erachter dat die er niet is.
Op deze manier doorloop je een voor een al je probleem-stellingen en oordelen. Nog een techniek om je eigen gedachten te onderzoeken: keer de uitspraak om. Neem je oorspronkelijke uitspraak: ‘Simon luistert niet naar me’. Je kunt ‘m op een aantal manieren omdraaien. Bijvoorbeeld:
-ik heb een hekel aan mezelf omdat ik niet naar Simon luister.
-Ik heb een hekel aan mezelf omdat ik niet naar mezelf luister.
Zou het kunnen dat er in die uitspraken ook een sprankje waarheid zit? Luister jij wel altijd naar Simon? En luister je ook naar wat je zelf wilt? Tien tegen één dat jij ook wel eens een steekje laat vallen. Naar anderen toe, naar jezelf toe. Dat betekent dus dat ook jij niet perfect bent. Helemaal niet erg. Maar waarom zou een ander dat wel moeten zijn?
Kom je er met de vier vragen niet meteen uit, dan kun je ze nog verdiepen, uitbreiden.
Is je antwoord op vraag 1 bijvoorbeeld ‘ja’ en blijft het voor jouw gevoel ook bij vraag 2 zo? Dan kun je jezelf nog de vraag stellen: Wat is de realiteit? Dus is je stelling bijvoorbeeld: Simon moet stoppen met roken. En je denkt ‘ja’ want dat is beter voor zijn gezondheid. Maar hoe weet je dat Simon niet zou moeten roken? Hij doet het. Dat is de realiteit. Een hond blaft, een kat miauwt en Simon rookt. Zie het als zijn ‘taak’ op dat moment. Want je opwinden over het feit dat hij rookt is onzinnig. Je hebt er niets aan en Simon verandert er niet door. Het enige gevolg is dat het jou negatieve stress bezorgt. Of je het leuk vind of niet, het regent nu. En Simon rookt. Dat is wat er echt gebeurt. Probeer de woorden ‘moeten’ en ‘niet moeten’ eens uit je woordenlijst te schrappen. Je zult zien dat de realiteit je super-relaxt maakt.
Nog een fantastische aanvullende vraag: Wiens zaak is het? Vaak maak je je druk omdat je in gedachten niet in je eigen zaak leeft. In het geval van het weer, oorlogen en natuurrampen bemoei je je dan met zaken waaraan je toch niets kunt veranderen. En in het geval van mensen, met dingen die je helemaal niet aan gaan. Wees dus eerlijk: weet jij altijd beter wat goed is voor iemand anders? Nee! Dus: let it be!
***
Byron Katie heeft inmiddels een aantal boeken op haar naam staan. Ze geeft haar Work over de hele wereld en verschijnt regelmatig op televisie en er staan filmpjes op YouTube van de bijeenkomsten. Behalve ‘Loving what is, vier vragen die je leven veranderen’, zoals het boek nu heet, is ook ‘Katie’s Tao’ een van mijn favorieten.
No comments yet.